Hieronder zie je de belangrijkste begrippen zoals we die in de vakken maatschappijleer, maatschappijwetenschappen of burgerschap gebruiken. De bronvermelding verwijst naar de literatuurlijst elders op deze site.
Begrip | Acculturatie |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel |
Definitie | 1. Het veranderingsproces dat ontstaat wanneer twee autonome culturen in langdurig en direct contact met elkaar zijn.
2. Een vorm van socialisatie (zie aldaar) waarmee in het bijzonder de verwerving van een andere (sub)cultuur op latere leeftijd wordt bedoeld, dus na vorming in een eigen cultuur.
|
Toelichting | Een ander soort socialisatie is enculturatie (zie aldaar). Kern is dat acculturatie alleen kan plaatsvinden als individuen reeds in een andere cultuur zijn gevormd.
|
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Als een jongere met een subcultuur in aanraking komt (b.v. een andere religieuze groep) en daaruit een nieuw normenpatroon aanleert, dan heef acculturatie plaastgevonden.
|
Bronvermelding | 1. Eldering, 2014
2. Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en De Mok, 2001
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Actor(en) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Deelnemers aan een sociaal of politiek proces. |
Toelichting | Deelnemers kunnen groepen, organisaties of individuen zijn. In politieke besluitvorming zijn actoren dus politieke actoren |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Politieke actoren zijn bijvoorbeeld, ambtenaren, burgers, politici. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Afwijkend (deviant) gedrag |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | 1. Gedrag dat in strijd is met de gevestigde normen.
2. Gedrag dat als afwijkend wordt bestempeld. |
Toelichting | 'Gevestigde normen' kunnen in een mico- (b.v. het gezin), meso- (bijvoorbeeld het werk) of macro-samenlevingsverband voorkomen. Gevestigd wil hier dan zeggen dat het om normen dat die door de meerderheid worden gehanteerd of de reeds lang voorkomen. |
Kanttekeningen | Je kunt sterk van mening verschillen wat gevestigde normen en dus ook afwijkend gedrag precies zijn. Vele mensen zullen b.v. christelijke normen als 'gevestigd' zien waar andere dit juist als afwijking benoemen. De filosoof Nietzsche is o.a. beroemde met zijn pleidooi voor de 'omwaardering van alle waarden'. Wat hem betreft zijn de 'gevestigde waarden' van de westerse samenleving slecht voor culturele bloei. |
Voorbeeld | In een groep collega's heerst de norm dat men om de beurt koffie gaat halen. Een collega die dat niet wil of doet vertoont afwijkend gedrag. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mik, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Allochtoon |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel, politiek-juridisch |
Definitie | Persoon waarvan minstens één van de ouders in het buitenland is geboren.
|
Toelichting | Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie). De herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon (eerste generatie) of dat van de moeder (tweede generatie), tenzij de moeder in Nederland is geboren. In dat geval is de persoon ingedeeld naar het geboorteland van de vader.
Tot de categorie 'niet-westers' behoren allochtonen uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië met uitzondering van Indonesië en Japan. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden allochtonen uit Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend.
|
Kanttekeningen | Sinds 2016 wordt allochtoon niet meer gebruikt als beleidsterm. In de plaats daarvan wordt de term 'persoon met migratieachtergrond' gebruikt. Zie https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/47/afbakening-generaties-met-migratieachtergrond
|
Voorbeeld | |
Bronvermelding | CBS, 2011 en 2016
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Anomie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een situatie waarin leden van een groep of samenleving in geringe mate gebonden zijn aan een eenheid van normen. |
Toelichting | Het begrip anonomie is afkomstig van Emile Durkheim (1885-1917). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en De Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Arbeids(ver)deling, maatschappelijk |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | De verdeling van het maatschappelijke productieproces over verschillende beroepen, functies, bedrijven, bedrijfstakken en organisaties |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Voorbeelden als dat in onze samenleving zowel stratenmakers zijn als rechters werkzaam zijn, wegen onderhouden moeten worden en onderwijs moet worden gegeven, dat er bedrijven en bedrijfdstakken zijn als fietsenmakers of vissers, dat er organisaties zijn als gevangenissen of overheden, zijn tekenen van een verregaande maatschappelijke arbeidsdeling. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Arbeids(ver)deling, technisch |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Een zodanig splitsing van de taken op de werkplek, dat elke werker slechts één specifiek onderdeel van het totale productieproces verricht. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Een duidelijk voorbeeld van technische arbeidsdeling is te zien in een supermarkt: er zijn cassières, mensen die voor afdeling als vleeswaren en brood verantwoordelijk zijn, vakkenvullers, een chef, etc. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Arbeidsmarkt |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Afhankelijkheidsbetrekkingen tussen grote aantallen mensen in hun hoedanigheid van vragers en aanbieders van arbeidskracht. |
Toelichting | De arbeidskrachten kunnen gevraagd worden in een specifieke arbeidsorganisatie en in de samenleving als geheel. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Arbeidsverhoudingen |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Sociale verhoudingen:
1. binnen arbeidsorganisaties;
2. op de arbeidsmarkt;
3. tussen georganiseerde belangengroepen die zich met de arbeidsvoorwaarden bezighouden. |
Toelichting | Arbeidsorganisaties zijn in dit verband organisaties die zich bezighouden met de productie van bepaalde goederen of diensten en waarbinnen gespecialiseerde, betaalde arbeidstaken worden verricht. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Asielzoeker |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch, sociaal-cultureel |
Definitie |
Een asielzoeker is iemand die om uiteenlopende redenen zijn land van herkomst heeft verlaten en asiel (bescherming) heeft aangevraagd. Er is nog niet vastgesteld of hij voldoet aan de vereisten voor een verblijfsvergunning asiel.
|
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | IND 2011 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Assimilatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het proces waarbij de levensstijl van een bepaalde groep gelijker wordt aan de gangbare levensstijl van andere groepen in zijn sociale omgeving. |
Toelichting | De levensstijl vaan een groep is te herkennen aan communicatieve uitingen (taal), gedrag, waarden, normen. Groepen assimileren wanneer het onderscheid tussen dergelijke kenmerken tussen die groepen niet meer herkenbaar is. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Autochtoon |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel, politiek-juridisch |
Definitie | Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar men zelf is geboren.
|
Toelichting | |
Kanttekeningen | Sinds 2016 is autochtoon geen beleidsterm meer: er wordt sindsdien gesproken over personen zonder migratieachtergrond. Zie https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/47/afbakening-generaties-met-migratieachtergrond
|
Voorbeeld | |
Bronvermelding | CBS, 2011 en 2016
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Belang |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Opvatting omtrent wat, veelal ten koste van anderen, in het voordeel is van specifieke individuen of groeperingen en daarom voor hen nastrevenswaardig. |
Toelichting | Belangen kunnen als zodanig worden opgevat als een specifieke categorie waarden (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Het is in het belang van werknemers om een zo'n hoog mogelijk salaris te krijgen of in goede arbedsomstandigheden te werken. Hoge salarissen en hoogwaardige omstandigheden kosten echter een hoop geld en zullen daarom tegen de belangen van werkgevers, als een rendabel bedrijf en lage kosten, inwerken. |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Beleid |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Plan of voornemen van een instelling waarbij het bereiken van bepaalde doeleinden, of het sturen van een maatschappelijke ontwikkeling, met bepaalde middelen (keuzes, acties) centraal staat. |
Toelichting | Zoals blijkt is beleid niet noodzakelijk een overheidsaangelegenheid. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Op velerlei terreinen kunnen overheden en organisaties beleid vormen: criminaliteit, media, milieu, etc. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009; Bovens, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Bureaucratie |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Een bestuur van een organisatie dat gekenmerkt wordt door formele voorschriften, rationele deskundigheid, een hiërarchische gezagsstructuur en recrutering/promotie op grond van kennis en prestatie. |
Toelichting | De betreffende definitie is geënt op de definitie van Max Weber. |
Kanttekeningen | Bureaucratie is in principe een 'neutrale' omschrijving van een bepaalde organisatievorm en -werking. In de praktijk heeft het begrip een negatieve connonatie gekregen. |
Voorbeeld | Bij de gemeentelijke overheid doen geschoolde ambtenaren hun werk, dat grotendeels het uitvoeren en vormgeven van gemeentelijke regels betreft. Er zijn lagere en hogere ambtenaren die uiteindelijk onder het gezag van de gemeentesecretaris staan. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Categorisatie |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel |
Definitie | Het verschijnsel dat mensen bij waarneming van de werkelijkheid, die werkelijkheid tot kenmerken reduceren en vervolgens die kenmerken indelen in schema’s of categorieën.
|
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | .
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Cohesie (sociale cohesie) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | De mate waarin mensen in een gegeven sociaal verband sociale relaties met elkaar onderhouden die gekenmerkt worden door onderlinge steun en positieve gevoelens, die zo een zekere saamhorigheid kennen. |
Toelichting | De Jager en Mok voegen toe dat cohesie kan worden afgemeten aan de mate waarin de mensen in betreffende groep deze groep wensen te begrenzen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | In een groep als een familie kunnen affecties tussen de leden heveig worden ervaren. Zo'n familie kan zeker saamhorigheid merken, zodang zelf dat buitenstaanders (aan te trouwen leden) niet zomaar tot de groep kunnen toetreden. In dergelijke famliie heerst een sterk sociale cohesie. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; de Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Collectief-actieprobleem |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Probleem dat ontstaat als op eigen belang gerichte keuzen van individuen leiden tot een collectief resultaat dat weer in strijd is met dat belang. |
Toelichting | Collectieve actieproblemen ontstaan vaak als gevolg van free-riders-gedrag (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Zwartrijden in het openbaar vervoer leidt tot dalende inkomsten en strengere beveiliging. De individuele keuzen van individuen (zwartrijden), leveren een collectief probleem (dalende inkomsten) op, met als gevolg maatregelen (controle, hogere prijzen) die het belang van de zwartrijders (makkelijk van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken), tegengaan. |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Collectieve (publieke) goederen |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Goederen die ondeelbaar zijn en waarvan niemand is uit te sluiten. |
Toelichting | De ondeelbaarheid van het goed houdt in dat de hoeveelheid niet afneemt bij consumptie. Het gegeven dat niemand uit te sluiten is, houdt in dat als iemand uit een groep het goed consumeert, dus als de consumptie eenmaal plaatsvindt, dat de andere leden van de groep vanzelf mee kunnen/mogen consumeren. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Voorbeelden van collectieve goederen zijn lucht, mobiliteit, veiligheid. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009; Tellegen en Wolsink, 1992. |
En verder... | |
|  |
Begrip | Collectiviteit |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Verzameling van mensen (in een groepering) waartussen geen interactie tussen plaatsvindt, doch die op grond van gemeenschappelijke waarden of een gelijke sociale positie (zie aldaar) wel een gevoel van solidariteit kent. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Studenten, vakbondsleden, leden van een kerkgenootschap, zijn voorbeelden van collectiviteiten. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Commodificatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Het gegeven dat menselijke activiteiten en de resultaten daarvan, in toenemende mate afgemeten worden aan de hoeveelheid geld dat ze opbrengen of kosten. |
Toelichting | Commodificatie is een veranderingsproces dat typerend is voor modernsering (zie aldaar). Een van de gevolgen van de industrialisering is namelijk een toenemende invloed van markten. Daarop kan alleen goed geruild worden met een prijsmechanisme. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Dat een brood of een huis geld kost, daar kunnen we ons iets bij voorstellen. Maar tegenwoordig zijn ook zaken als kunstvoorwerpen, zorg, onderwijs in geld uitgedrukt. |
Bronvermelding | Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later) |
En verder... | |
|  |
Begrip | Communicatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het proces waarbij een persoon, groep of instelling (de communicator of zender) een bewustzijnsinhoud (boodschap) tracht over te brengen naar één of meerdere personen, groepen of instellingen (de ontvanger(s)), door middel van kanalen, signalen en tekens. |
Toelichting | 1. Van feedback is sprake als zender en ontvanger van rol wisselen.
2. Kanalen vormen de verbinding tussen zender en ontvanger, b.v. lucht, water, telefoonlijn, radiogolven.
3. Signalen zijn impulsen, trillingen, stroomstootjes in het kanaal.
4. Tekens zijn fysieke factoren die betekenis kunnen hebben: woorden, gebaren, letters, muziek, symbolen, etc.
5. Communicatie kan zo in een schema worden weergegeven, waarbij eerst de boodschap wordt 'verwoord' in tekens, die weer in signalen worden omgezet, die door een kanaal worden gestuurd em waarbij de ontvanger decodeert en interpreteert. |
Kanttekeningen | Soms wordt alleen van communicatie gesproken als deze geslaagd is. Er moet dan geen sprake zijn van ruis (signalen zijn verstoord), het tekensysteem (de taal) moet door zender en ontvanger gedeeld worden, codering en decodering moeten slagen. |
Voorbeeld | Als je te tekst bij deze definitie goed begrepen hebt, dan hebben de makers van deze site geslaagde communicatie over communicatie bewerkstelligd... |
Bronvermelding | Fauconnier, 1995 (of later) |
En verder... | |
|  |
Begrip | Constitutionele monarchie |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Staatsvorm waarin een monarch, koning of koningin het staatshoofd vormt, maar tegelijk aan grondwettelijke regels gebonden is. |
Toelichting | Het gaat erom dat de macht van monarch ingeperkt wordt, zodat hij (zeker wanneer ook sprake is van een parlementaire democratie) in de praktijk geen of zeer weinig staatsmacht kan uitvoeren. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Landen als Nederland, UK, Denemarken, Zweden en Noorwegen zijn constitutionele moarchieën. |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Cultureel kapitaal (Bourdieu) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch, sociaal-cultureel |
Definitie | De aangeleerde kennis, capaciteiten en disposities van een persoon (waaronder zowel in opleidingen verworven kennis als langs informele weg verkregen opvattingen, voorkeuren en smaak) met behulp waarvan deze in staat is sociale privileges te verwerven of behouden |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Cultuur |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Gedragingen en opvattingen die mensen niet hebben verkregen door erfelijke eigenschappen, maar in samenlevingsverband geleerd hebben van anderen. |
Toelichting | Kern van de definitie is dat cultuur aangeleerd gedrag is. |
Kanttekeningen | Er bestaat een grote lijst aan mogelijke definities van dit begrip. De kern van de definitie blijft echter staan. Er is echter veel discussie mogelijk over de vraag welke gedragingen en opvattingen we leren dan wel welke erfelijk zijn: het beroemde nature-nurture-debat. In de vele definities wordt het geleerde gedrag nader benoemd, bijvoorbeeld door termen als waarden, normen, gedragspatronen, te gebruiken. |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | |
En verder... | Functies van cultuur: (1) betekenis geven aan gedrag (2) bepalen welk gedrag wel/niet aanvaardbaar is (3) mogelijkheid bieden van identificatie |
|  |
Begrip | Cultuurrelativisme |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | het bekijken van andere culturen zonder die te beoordelen in termen van de eigen cultuur (eigen normen/waarden/etc.), maar deze juist te zien als uniek fenomeen. |
Toelichting | Je dient dit gedrag dan te begrijpen binnen de ‘originele’ cultuur en dit zeker niet veroordelen. Waarden en normen van de eigen cultuur zijn ‘relatief’ en mogen geen standaard zijn voor een waardering van andere (sub)culturen. Een mogelijk kritiekpunt hierbij is vrijblijvendheid ten aanzien van misstanden zoals vrouwenbesnijdenis. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Differentiatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Differentiatie is een veranderingsproces dat typerend is voor modernsering (zie aldaar). Het betreft de splitsing van van een oorspronkelijk homogeen geheel van personen, groepen, instituties en structuren, in een delen met een eigen karakter, samenstelling en functies ten opzichte van het geheel. |
Toelichting | Er kunnen twee varianten van differentiatie worden onderscheiden: 1. Taakdifferentiatie: wanneer (afgesplitste) personen of groepen in toenemende mate bepaalde taken en functies krijgen. 2. Systeemdifferentiatie: wanneer functies binnen een samenlevingsverband zich gaan verzelfstandigen en worden gekoppeld aan aparte organisaties en instellingen. |
Kanttekeningen | Het betreft het de sociologische definitie, niet de onderwijskundige. In het laatste geval betekent differentiatie meer dat er rekening gehouden wordt met verschillen. Overigens betekent differentiatie dan ook vaak dat de lesgever zijn activiteiten opsplitst. |
Voorbeeld | Taakdifferentiatie: de specialistatie die ontstaat in een economisch systeem, wanneer allerlei beroepsspecialisaties zich ontwikkelen (arbeidsdeling, specialisatie). Systeemdifferentiatie: de functie van het gezin was vroeger uitgebreid met taken als zorg voor zieken, onderwijs, opvang ouderen. Tegenwoordig zijn daar aparte, gespecialiseerde instellingen voor als ziekenhuizen, scholen en ouderenvoorzieningen. |
Bronvermelding | Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later) |
En verder... | |
|  |
Begrip | Discriminatie |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel |
Definitie | Het ongelijk behandelen van en/of onderscheid maken tussen personen of groepen op basis van groepskenmerken die in de betreffende situatie niet relevant zijn. Hierdoor worden deze groepen algemene, ook voor hen geldende rechten of mogelijkheden ontnomen
|
Toelichting | Discriminatie wordt in alle gangbare sociaalwetenschappelijke definities als een niet-neutrale handeling of uitkomst beschouwd. Hierin onderscheidt discriminatie zich van meer neutrale begrippen als ‘differentiatie’, ‘onderscheid’ en ‘verschil’. Het maken van onderscheid tussen ‘identieke’ personen kan een bewijs zijn voor discriminatie, maar niet ieder geval van onderscheid maken betekent dat er sprake is van discriminatie. Onderscheid maken is dus niet altijd hetzelfde als discriminatie. Wanneer is hiervan dan wel sprake? Een definitie van discriminatie is ‘de achterstelling van individuen en/of groepen die in de handeling geen aanvaardbaar motief vormen’. Een andere definitie van discriminatie (Bovenkerk 1977) verwijst naar ‘voor personen of groepen nadelige gedragingen die er voor de handelingssituatie niet toe doen’. Dat dergelijke toevoegingen onderdeel zijn van discriminatiedefinities is begrijpelijk, omdat daarmee gepoogd wordt discriminatie af te bakenen van begrippen als ‘onderscheid’ en ‘selectie’. Het lastige is echter dat, als we discriminatie willen begrijpen en onderzoeken, we eerst moeten vaststellen wat en voor wie bepaalde zaken al dan niet moreel verwerpelijk zijn. Omdat dit moeilijk is, volgt dat discriminatie bijna niet aantoonbaar is, of, anders gezegd: bijna altijd weerlegbaar.
Bij de definitie van Bovenkerk is bijvoorbeeld niet eenvoudig vast te stellen welke gedragingen er voor de handelingssituatie niet toe doen. Wanneer een werkgever een allochtone werkzoekende niet aanneemt omdat zijn werknemers bezwaar maken tegen allochtonen op de werkvloer, zou men kunnen verdedigen dat hier geen sprake is van discriminatie. Voor de handelingssituatie – mogelijke onrust op de werkvloer – doet het er namelijk wel degelijk toe dat iemand wordt afgewezen.
Omdat er geen duidelijke criteria zijn om te bepalen wat al dan niet relevant is voor een handelingssituatie, wordt wel gekozen voor een meer algemene definitie, waarin discriminatie wordt omschreven als ‘het nadelig behandelen van personen omdat zij behoren tot een bepaalde groepering of tot een bepaalde groepering worden gerekend’. Het voordeel van deze omschrijving is dat niet hoeft te worden bepaald of iets relevant is voor de handelingssituatie.
Discriminatie is een ruim begrip, dat in verschillende categorieën of vormen uiteen kan worden gelegd. Discriminatie kan zowel direct als indirect zijn en hoeft niet altijd het gevolg te zijn van afkeer van bepaalde (groepen) mensen.
Bij directe discriminatie is er sprake van ongelijke behandeling naar afkomst, die voortkomt uit een zekere afkeer (‘taste for discrimination’) van allochtone groepen. Bij indirecte discriminatie is er sprake van ogenschijnlijk neutrale handelingen of regels die bepaalde (groepen) personen structureel en in sterkere mate dan andere groepen benadelen. Dit laatste doet zich bijvoorbeeld voor wanneer het werven van personeel verloopt via zittende, overwegend autochtone medewerkers. Dit zal vaak weinig allochtone kandidaten opleveren. Ook is het gebruik van psychologische tests waarschijnlijk niet bedoeld om allochtone kandidaten buiten te sluiten, maar dit kan wel een gevolg zijn. Uit onderzoek blijkt namelijk dat veel allochtonen het moeilijk vinden zichzelf te verkopen, terwijl dit door selecteurs juist wel wordt verwacht. Daardoor kunnen allochtonen beticht worden van geringe motivatie, terwijl dit niet het geval hoeft te zijn.
Een andere vorm van discriminatie is statistische discriminatie. Dit is het verschijnsel dat (vermeende) kenmerken van een groep aan alle leden van die groepering worden toegeschreven. Statistische discriminatie neemt typisch de vorm aan van een afgeleide redenering: Marokkanen zijn relatief vaak crimineel, deze jongen is Marokkaan, dus is de kans dat hij ook crimineel is, relatief groot – ik neem hem maar niet aan. De ideeën over een bepaalde etnische groep zijn vaak gebaseerd op geobserveerde statistische verschillen tussen groepen. Het gemiddelde van een groep zegt echter weinig over kenmerken van een specifiek individu uit die groep.
|
Kanttekeningen | Strikt genomen betekent discriminatie slechts 'onderscheid maken'. In de sociale wetenschappen en rechtswetenschappen heeft het de genoemde definitie gekregen. In het recht, in jurisprudentie of door de wetgever, zal telkens (opnieuw) aangegeven moeten worden of kenmerken relevant zijn of niet, of er dus sprake is van discriminatie of niet. Ook de discussie van mensen over dit begrip zal zich hierop telkens toespitsen.
In de sociale psychologie wordt discriminatie gedefinieerd als positief of negatief gedrag naar leden van een sociale groep. Het gaat bij discriminatie om de gedragscomponent, bij vooroordelen om de affectieve en bij stereotypen om de cognitieve component.
|
Voorbeeld | Discriminatie: als iemand niet aangenomen wordt bij een vacature (situatie), bijvoorbeeld als winkelbediende op grond van het gegeven dat deze persoon vrouw of allochtoon is. Geen discriminatie: als iemand als winkelbediende niet wordt aangenomen omdat hij/zij geen deskundigheid of vaardigheden heeft om in de winkel te werken.
|
Bronvermelding | Andriessen, Dagevos, Nievers, & Boog, 2007; Vonk 2007
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Dualisme |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Het gegeven dat overheidsorganen (in het bijzonder de wetgevende en uitvoerende machten uit de trias politica) aan elkaar nevengeschikt zijn. |
Toelichting | Dualisme houdt in de praktijk in dat de genoemde organen elkaar controleren, ofwel even sterke invloed op het beleid hebben |
Kanttekeningen | Er kan sprake zijn van een 'monistische tendens': formeel bestaat er dan wel een dualistische verhouding, maar in de praktijk is een orgaan dat zich ondergeschikt maakt aan het andere. Zie monisme. |
Voorbeeld | In Nederland zijn recht als het recht van initiatief of het recht van amendement actief. Deze rechten van het parlement geven de wetegevende macht grote mogelijkheden om van de uitvoerende macht te sturen, waardoor beide organen aan elkaar nevengeschikt lijken te zijn. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Emancipatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het vrijkomen van vroegere beperkende bepalingen en het verkijgen van gelijke rechten. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Emancipatie van vrouwen houdt in dat 'beperkende bepalingen' voor vrouwen (zowel in de wet als in gangbare normen) wegvallen. De rechten van vrouwen zijn gelijk en tegenwoordig vinden de meeste mensen dat vrouwen vergelijkbaar werk als minder kunnen en mogen doen. Zo is er sprake van emancipatie. |
Bronvermelding | De Jager en Mik, 2001. |
En verder... | |
|  |
Begrip | Enculturatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een vorm van socialisatie (zie aldaar) waarmee in het bijzonder de verwerving van de (sub)cultuur waarin men is geboren wordt bedoeld. |
Toelichting | Een ander soort socialisatie is acculturatie (zie aldaar). Kern is dat enculturatie alleen kan plaatsvinden als individuen nog niet in (sub)cultuur zijn gevormd. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Een kind dat heeft geleerd hoe hij zich moet gedragen tegenover medemensen, zijn ouders, ouderen of leeftijdgenoten, heeft enculturatie (en socialisatie) ondergaan. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Etniciteit |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel |
Definitie | Een etnische groep onderscheid zich van andere groepen doordat de leden ervan gezamenlijke factoren delen zoals nationaliteit, stamverwantschap, religie, taal, cultuur of geschiedenis. Deze factoren vormen dan gezamenlijk de etniciteit van een groep.
|
Toelichting | Een groep mensen heeft een culturele identiteit op basis van onder meer een gezamenlijke geografische herkomst, geschiedenis, taal of religie. De groep deelt een gemeenschappelijk waardepatroon waaraan mogelijk ook bepaalde eigenschappen, gewoonten en gedragsregels zijn gekoppeld. Tot een bepaalde groep behoren, kan – bewust of onbewust – voor de betreffende mensen of voor anderen betekenisvol zijn. Culturele identiteit is echter niet hetzelfde als etnische identiteit (Shadid 1995). Etnische identiteit ontstaat pas in relatie tot andere groepen, namelijk als een bepaalde culturele eigenheid door de buitenwereld aan een groep wordt toegeschreven (Barth 1969).
|
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Shadid 1995, Barth 1969, Eriksen 2002
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Etnocentrisme |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het in de bedoordeling van anderen centraal stellen van de cultuur van de eigen samenleving. |
Toelichting | Het gaat in eerste instantie om de eigen waarden en normen: die worden superieur gezien ten opzichte van andere groepen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Free-riders-gedrag |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Gedrag waarbij mensen collectieve goederen (zie aldaar) consumeren zonder daaraan echter (financieel) bij te dragen. |
Toelichting | Free-riden ontstaat omdat het vaak loont eenvoudig te profiteren van collectieve goederen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Free-riders-gedrag is zwartrijden in het openbaar vervoer, vervuilde lucht uitstoten zonder vergunning. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Gastarbeider |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Arbeidsmigrant: iemand die naar Nederland komt om alhier arbeid te verrichten. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | Gastarbeider is een verouderde term, deze werd voornamelijk gebruikt voor arbeidsmigranten die na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwamen vanuit de landen rondom de Middellandse Zee. Het idee was dat deze arbeidsmigratie van tijdelijke aard zou zijn, vandaar de term gastarbeider. |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Gezag |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Als legitiem erkende macht (zie aldaar) |
Toelichting | Legitimiteit betekent hier dat de leden van een (politiek) stelsel, waarin de macht wordt uitgeoefend, de juistheid van die machtsuitoefening accepteren. Gezag heet dan ook wel geaccepteerde macht.
Door de socioloog Max Weber worden drie soorten gezag onderscheiden:
1. Rationeel-legaal gezag. De legitimiteit berust hier op vertrouwen in wetten.
2. Charismatisch gezag. De legitimiteit berust op geloof in buitengewone, persoonlijke eigenschappen van een leider.
3. Traditioneel gezag. De legitimiteit berust op geloof en vertrouwen in een geheiligde en gerespecteerde traditie. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Een leraar heeft doorgaans gezag (op grond afgesproken regels, zijn bijzondere eigenschappen of omdat de traditie dat zo heeft bepaald). Hetzelfde geldt voor politici. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; Woerdman, 2009; Deschouwer en Hooghe, 2008 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Ideaaltype |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Een gedachtenconstructie waarbij de essentieel geachte kenmerken van een verschijnsel op de voorgrond zijn gezet. |
Toelichting | Door het op de voorgrond zetten van de essentiële kenmerken kan het verschijnsel beter gekend en bestudeerd worden. Dat wil zelden zeggen dat het verschijnsel in die 'ideale' vorm ook echt voorkomt.
Het begrip is afkomstig van Max Weber. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Je kunt het ideaaltype van bureaucratie (zie aldaar) beschrijven. Je kunt dan kijken of een dergelijke organisatie wenselijk is of niet. Het ideaaltype van een bureaucratie komt in de werkelijkheid zelden voor. |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Idealisme |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Visie dat maatschappelijke verschijnselen en maatschappelijke verandering primiar worden bepaald door ideeën en opvattingen. |
Toelichting | Idealisme staat doorgaans tegenover materialisme (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Identiteit (sociale identiteit) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het lidmaatschap van een bepaalde categorie of groep. |
Toelichting | Het lidmaatschap is niet oppervlakkig of vrijblijvend, maar het zegt iets over de persoon: het heeft identiteitsbetekenis en die wordt gedeeld met anderen. Door het lidmaatschap ben je gebonden aan en verbonden met anderen.Het gaat om kenmerken die je sociaal gezien plaatsen. Hierdoor word je onderscheiden van mensen die dat kenmerk niet bezitten en samengevoegd met mensen die het kenmerk met je delen. De dragers van een bepaald kenmerk worden geacht met elkaar op eenzelfde wijze anders te zijn dan diegene die dat kenmerk niet bezitten. De indelingen berusten op het maken van onderscheid en krijgen meestal pas relevantie in contact met anderen.Iemand kan verschillende sociale identiteiten bezitten. |
Kanttekeningen | Daarnaast zijn er ook objectief meetbare identiteiten, namelijk die staat beschreven in je paspoort.
Ten slotte zijn er psychologische identiteiten die meer betrekking heeft op karaktereigenschappen, vaardigheden, opvattingen, attituden en vaste voorkeuren. Deze laatste is veel meer individueel van aard en zeggen iets over 'hoe je van binnen bent'. Dit gaat dus meer over zelfbewustzijn of zelfgevoel. |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Verkuyten 2010 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Ideologie |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Een min of meer samenhangende, logische, coherente verzameling van ideeën, die samen de basis van poltiiek handelen vormen, waarbij dat handelen de bedoeling kan hebben om de bestaande orde te rechtvaardigen of juist omver te werpen of te veranderen. |
Toelichting | De voorstellingen en beginselen moeten de volgende kenmerken hebben: a. samenhang; b. een ideaal, ontologie of 'wereldbeeld' (schets van de mens, zijn geschiedenis en een ideale samenleving); c. interpretatie van de huidige samenleving (t.o.v. een ideale); e. actieprogramma (aanbeveling voor hoe op (korte) termijn de samenleving kan worden veranderd met politiek handelen).
De samenhang van een ideologie komt vaak tot stand door het onderliggende mensbeeld: zijn mensen in hun aard en van nature goed of slecht, sociaal of individueel. |
Kanttekeningen | Bovenstaande definitie is een poging de diverse definities uit de literatuur bij elkaar te brengen.
Van belang is te onderkennen dat een ideologie uit ideeën bestaat en niet uit mensen, groepen of klassen. Dit in tegenstelling tot politieke stromingen of partijen. Ook van belang is dat begrip hier neutraal wordt bedoeld. Sommige theoretici (Marx o.a.) gebruiken het woord juist als iets negatiefs: het zou bestaan uit valse ideeën, het tegenovergestelde van wetenschap. Dat bedoelen we hier dus niet. |
Voorbeeld | 'Ismen' als het socialisme, liberalisme, confessionalisme zijn voorbeelden van ideologieën. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009; Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; Deschouwer en Hooghe, 2008; Heywood, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Institutie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Een complex van vaste, gesanctioneerde en als geldig erkende normen en collectieve gedragspatronen en procedures, die het gedrag van mensen en hun onderlinge relatie rond een bepaald facet van sociale activiteiten reguleren. |
Toelichting | Het gaat vaak over standaard, gereguleerde gedragspatronen, die, om die reden, vaak herkenbaar zijn in een organisatie. De regels daarvoor staan soms wettelijk vast. Het in de geschiedenis ontstaan van deze regels heet institutionalisering. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | De onderlinge verhouding tussen werkgevers en werknemers is vele (in)formele regels vervat. Zo ontstaat er een institutie als 'het arbeidsbestel' of 'werk.' Het verwachte gedrag in deze relatie kent vele patronen en verplichtingen, die ook in wetgeving terugkomt. In de loop van de geschiedenis, als gevolg van modernisering (zie aldaar) zijn deze regels ontstaan. Ander voorbeelden: het gezin, de gevangenis, het onderwijs. |
Bronvermelding | Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later); Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Integratie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het proces waarbij de leden van een gegeven groep in toenemende mate deel gaan uitmaken van en opgenomen worden in de omringende samenleving. |
Toelichting | Integratie kan optreden op verschillende niveaus:
sociaaleconomische integratie (beroepsparticipatie en onderwijsdeelname);
politieke integratie (deelname aan politieke en organisatorische activiteiten);
sociaalculturele integratie (overname van cultuur van de omringende samenleving en interactie met mensen buiten de eigen groep);
sociaalpsychologische integratie (identificatie met de ruimere samenleving).
Het verschil met assimilatie (zie aldaar) is dat leden van de betreffende groep, buiten de integratie, nog eigen cultuurkenmerken behouden. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Interdependentie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Onderlinge samenhang en wisselwerking tussen sociale verschijnselen. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | Definitie aldus Wilterdink en Van Heerikhuizen (2007): onderlinge afhankelijkheid tussen mensen |
Voorbeeld | Een sociaal verschijnsel als discriminatie (zie aldaar) van bepaalde groepen, hangt samen met andere sociale verschijnselen als ongelijkheid (zie aldaar) of (ontbreken van) emancipatie (zie aldaar). |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Internalisering (internalisatie) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een proces waarbij gedragsvoorschriften afkomstig van anderen, onderdeel worden van de persoonlijkheid van een individu. |
Toelichting | Als individuen bepaalde voorschriften voor hun gedrag opvolgen zonder het idee te hebben dat die voorschriften extern zijn, van anderen, dan is de internalisering gelukt. Groepswaarden en -normen worden niet meer ervaren als van buiten opgelegd. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Voorbeelden van gedrag die bij veel mensen zijn geïnternaliseerd zijn: afval in de prullenbak gooien, opstaan voor oudere mensen in trein, op tijd komen, etc. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Kabinet |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | In Nederland: de ministers en de staatssecretarissen. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Kapitalisme |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Een wijze van voortbrenging van goederen en diensten voor ruil tegen geld op de markt, waarbij vrije mensen hun arbeidskracht verkopen aan de meeste biedende eigenaar van productiemiddelen. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Klasse |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Stratum of sociale laag (zie aldaar) waarvan de leden een vergelijkbare economische positie hebben. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Mensen met een bijstandsuitkering vormen een klasse. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Legitimiteit |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Het als rechtvaardig en juist aanvaarden van een bepaald verschijnsel. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Veel mensen vinden het legitiem dat er in het leger een bepaalde gezagssctructuur is. Over de legitimiteit van politieke partijen wordt tegenwoordig veel gediscussieerd. |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Links en rechts |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Economisch: links: voor beperking van economische vrijheid; rechts: bevorderen van economische vrijheid.
Overheid: links: voor behouden of versterken van collectieve voorzieningen; rechts: voor het liberaliseren en privatiseren van collectieve voorzieningen.
Mate van vernieuwing: links: progressief, dat wil zeggen openstaand voor nieuwe waarden en leefstijlen, (optimistisch) geloof in de verbeterbaarheid van instituties; rechts: conservatief, dat wil zeggen (pessimistisch) wantrouwen in nieuwe waarden en leefstijlen, geloof in de stabiliteit van instituties.
(Im)materiële waarden:links: nastreven van vrijheid in immateriële waarden; rechts; nastreven van vrijheid in materiële waarden.
Mensbeeld en rechtvaardigheid: links: invidueel gedrag is vooral bepaald door omstandigheden, (pessimistisch) wantrouwen in de mogelijkheid van individuen de eigen (materiële) positie te verbeteren, rechtvaardigheid bestaat eruit deze omstandigheden te beïnvloeden; rechts: individueel gedrag is vooral bepaald door eigen keuzen en capaciteiten, (optimistisch) vertrouwen in de mogelijkheid van individuen de eigen (materiële) positie te verbeteren, rechtvaardigheid bestaat uit ruimte geven aan deze capaciteiten. |
Toelichting | De links-rechts-indeling is, zoals blijkt, 'multidimensionaal'. Dat wil zeggen dat het niet om één tegenstelling gaat, maar om meerdere tegelijk. Deze dimensies zouden ook in soort assenstelsel of grafiek met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Het gevolg daarvan is meerledig. a) Opvattingen, politieke stromingen, ideologieën of partijen zijn meestal niet op alle dimensie links of rechts. Zo kan een partij 'economisch' rechts zijn, maar in immateriële zin links. Een tweede consequentie is dat progressief niet hetzelfde is als links en conservatief niet hetzelfde als rechts.
Een andere toelichting betreft de fundamentele verschillen tussen links en rechts. Deze betreffen twee zaken: a) interpretatie, b) geloof in andere middelen. Iedereen is het over het algemeen eens over de na te streven waarden en doelen in de samenleving: welvaart, welzijn, eerlijke verdeling, zekerheid, veiligheid, zoals dat tot uiting komt in kwesties als inkomens, arbeid, onderwijs, milieu, criminaliteit. Het interpretatieverschil tussen links en rechts zit in de vraag wat eerlijke verdeling, zekerheid, veiligheid, etc, zijn. Bovendien wensen beide deze doelen met andere middelen te bereiken. Links kiest bijvoorbeeld meer overheidingrijpen voor een eerlijke verdeling van inkomens. Rechts vindt juist een eerlijke verdeling van inkomens pas op een vrije markt tot stand komen. Links gelooft dat welzijn in het samenleven tussen mensen ook in nieuwe instituties (homohuwelijk) tot stand kan komen. Volgens rechts ondermijnen nieuwe instituties de stabiliteit van de samenleving en waarmee het welzijn. |
Kanttekeningen | Merk op hoe genuanceerd links en rechts kunnen zijn. Soms nemen ze het voor dezelfde belangen op (tegen armoede, voor een schoon milieu), maar verschillen van mening over de de vraag hoe dat moet. Merk ook op dat stromingen of partijen tegelijk linkse en rechts opvattingen kunnen hebben. De VVD is voor meer economische vrijheden, maar ook voor het homohuwelijk. De PvdA wil solide collectieve voorzieningen, maar is voor teveel invloed van de overheid op het privéleven van mensen. |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Dit stuk is ontleend aan oud-student/docent maatschappijleer Ingeborg Blijdorp. ZIj schreef een scriptie over de politieke neutraliteit van maatschappijleerschoolboeken. Als voorbereiding daarop heeft zij diverse theorieën over links en rechts op rij gezet. |
En verder... | |
|  |
Begrip | Macht |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Het vermogen, de mogelijkheid, van een actor het gedrag van anderen, andere actoren, te beïnvloeden. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | We komen een tweetal nuanceringen in de literatuur tegen. De eerste nuancering geeft aan dat machtsuitoefening gepaard gaat aan sancties. Het uitoefenen van macht kan alleen als de actor sancties op overtreding van zijn instructie kan zetten. De tweede nuancering betreft de doeleinden van de actor. Machtsuitoefening zou als bedoeling hebben gedrag in overeenstemming te brengen bij de doelen van de actor. |
Voorbeeld | Een politicus heeft macht omdat hij, samen met anderen, de regels kan bepalen waaraan de samenleving zich moet houden. Hij kan bovendien overtreding van deze regels (laten) sanctioneren. De regels komen er omdat de politicus daarmee een bepaald doel heeft, bijvoorbeeld het milieu schoner te maken, waaraan iederen dan moet bijdragen. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; Woerdman, 2009; Deschouwer en Hooghe, 2008; |
En verder... | |
|  |
Begrip | Manipulatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Gedragsbeïnvloeding door een groep of individu (manipulator) van een andere groep of individu (gemanipuleerde), in overeenstemming met het doel van de manipulator, zonder dat gemanipuleerde zich daarvan bewust is. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Massacommunicatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Communicatie (zie aldaar) waarbij de zender de intentie heeft de boodschap openbaar te maken (dus: voor de massa bedoeld). |
Toelichting | De massa vormt in potentie iedereen, ook al is het technisch of praktisch niet mogelijk iedereen te bereiken. De zender, zo heet het, heeft niet de intentie iemand uit te sluiten. Massacommunicatie is daardoor openbare communicatie. |
Kanttekeningen | 1. Massacommunicatie is vaak eenzijdig, dat wil zeggen zender en ontvanger wisselen niet van rol. Vaak, want onder invloed van de nieuwe media, is massacommunicatie ook steeds vaker meerzijdig mogelijk.
2. Massacommunicatie is vaak indirect, omdat de zender de openbaarheid pas kan bereiken via een medium, een technisch hulpmiddel (zie aldaar), zoals een krant of radio. Maar directe massacommunicatie is ook mogelijk (een spreker in het openbaar). |
Voorbeeld | Communicatie via een boek, internet, etc. zijn voorbeelden van massacommunicatie. |
Bronvermelding | Fauconnier, 1995 (of later), Van Wijk, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Massamedia |
Benaderingswijze(n) | |
Definitie | 1. Technische of fysieke hulpmiddelen bij massacommuncatie.
2. Aansluitend bij de definitie van communicatie: technische of fysieke hulpmiddelen bij het verzenden en ontvangen van signalen via kanalen waarbij waardoor tijd- en ruimteverschil tussen zender en ontvanger overbrugd wordt. |
Toelichting | Het begrip massacommuncatie (zie aldaar) is complex, maar er moge in ieder geval duidelijk zijn dat massamedia hulpmiddelen zijn om massacommunicatie mogelijk te maken. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Massamedia, kortweg media, zijn b.v. radio, televisie, internet, krant, etc. |
Bronvermelding | Fauconnier, 1995 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Materialisme |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Visie dat ideeën en opvattingen primiar het product zijn van de materiële omstandigheden waarin mensen leven. |
Toelichting | Materialisme staat doorgans tegenover idealisme (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Matrilineair |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het gegeven dat een kind tot de verwantengroep van de moeder wordt gerekend en langs die lijn bezittingen en andere rechten ontvangt. |
Toelichting | Dit is een kenmerk van verwantschapssystemen. Matriliniair staat tegenover patriliniair (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | In orthodox-joodse kring worden kinderen vanzelf als joods gezien als de moeder ook joods is. Als de vader joods is en de moeder niet, dan is dat niet het geval. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Migratie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Verhuizing van personen naar een ander woonadres in binnen- of buitenland. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | CBS 2011 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Minderheid (sociaaleconomisch) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Een groep, waarvan de leden over generaties heen het behoren tot die groep prioriteit geven boven andere sociale indelingen of die door (grote delen van) de samenleving als een primair aparte groep beschouwd wordt, waarvan de meeste leden steeds een lage maatschappelijke positie innemen, en die daardoor en ook door haar getalsmatige minderheidspositie te weinig macht en invloed in die samenleving kan uitoefenen. |
Toelichting | Het gaat hier dus om een groep die lange tijd sociaaleconomisch gemarginaliseerd is |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Penninx 1998 in Van der Werf 2002 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Ministerraad |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | In Nederland: de ministers. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Minoriteit |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Een groepering die gediscrimineerd wordt, waartegen een vooroordeel bestaat, die weinig macht heeft en die in de marge van de samenleving verblijft. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Hendriks 1981 in Van der Werf 2002 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Modernisering |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Het geheel van samenhangende maatschappelijke veranderingen die vanaf de industriële revolutie hebben plaatsgevonden en die een overgang van tot stand hebben gebracht van de traditionele standenmaatschappij naar de moderne samenleving. |
Toelichting | 'De moderne samenleving' verwijst hier met name naar de instituties (zie aldaar) die kenmerkend zijn voor de huidige tijd. Te denken valt aan de opkomst van nationale staten en de markteconomie, de verbreding van het stedelijke samenlevingspatroon, de afbrokkeling van traditionele religie in samenhang met een seculiere cultuur en prominente plaats voor moderne wetenschap. In dit verband onderscheiden sociologen soms vooral een drietal veranderingsporcessen sinds de industriële tijd, die tot deze moderne samenleving hebben geleid: differentiatie (zie aldaar), commodificatie (zie aldaar) en rationalisatie (zie aldaar). |
Kanttekeningen | Het begrip is niet eenduidig te definiëren. Zo kan 'modern' zowel verwijzen naar zaken als de dwang van overdreven mechanisering en rationalisatie tegenover, als de vrije ontplooiïng van de mens. Ook kan het begrip teveel geassocieerd worden met vooruitgang, met daarmee een waardengeladen betekenis of een betekenis die van evolutie getuigt. |
Voorbeeld | Het gegeven dat in de moderne samenleving een stadscultuur is ontstaan, met grote diversiteit aan groepen, kleine samenlevingsverbanden (het kerngezin), met scheiding tussen privaat (het privéleven) en publiek (werk, culturele evenementen), is een ontwikkeling die bij modernisering hoort. |
Bronvermelding | Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later) |
En verder... | |
|  |
Begrip | Mondialisering (globalisering) |
Benaderingswijze(n) | Verandering en vergelijking |
Definitie | De ontwikkeling waarin mensen over grote afstanden, in verschillende delen van de wereld en over staatsgrenzen heen steeds meer van elkaar afhankelijk worden. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Mondialisering treedt op als bijvoorbeeld de Nederlandse voedselvoorziening steeds meer uit het buitenland komt. De afgelopen jaren is is in ieder geval merkbaar dat de supermarkt steeds vaker producten uit (verre) landen heeft. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Monisme |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Het gegeven dat een overheidsorgaan (in het bijzonder de wetgevende macht) aan een ander overheidsorgaan (in het bijzonder de uitvoerende macht) ondergeschikt is. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | Er kan sprake zijn van een 'monistische tendens': formeel bestaat er dan wel een dualistische verhouding, maar in de praktijk is een orgaan dat zich ondergeschikt maakt aan het andere. Zie dualisme. |
Voorbeeld | Als er een wetsvoorstel van de regering komt en het parlement keurt, op aandrang van de regering, goed, zonder enige tegenspraak of debat, dan duidt dit op monisme. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Natie |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Een groep mensen die zich, bepaald door een historische ontwikkeling, bewustzijn zijn van hun onderlinge overeenkomst en verbondenheid als burgers van één staat dan wel als potentiële burgers van een nog te vormen staat. |
Toelichting | De onderlinge overeenkomst van betreffende groep betreft een eigen identiteit, ontleend aan een min of meer gemeenschappelijke afstamming, taal en cultuur. |
Kanttekeningen | Het is niet eenvoudig precies naties te benoemen omdat de kenmerken van de definitie erg ruim gesteld zijn. |
Voorbeeld | Een aantal bevolkingsgroepen in Europa zou als natie kunnen worden omschreven: de Duitsers, de Nederlanders, de Vlamingen, de Wallonen. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 200'7; Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Natiestaat (nationale staat) |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Staat (zie aldaar) die tot stand gekomen is op grond van de ontwikkelingen in een natie (zie aldaar). |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | In de geschiedenis van Duitsland zie je dat Duitsers, gekenmerkt door een gemeenschappelijke achtergrond en taal, uiteindelijk een gemeenschappelijke staat oprichten. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Normen |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | 1. Gedragsregels.
2. Opvattingen over hoe mensen zich in bepaalde situaties wel en niet dienen te gedragen. |
Toelichting | Doorgaans worden normen onderscheiden in geschreven en ongeschreven normen. Met geschreven normen duiden we meestal op de wet.
Normen vinden vaak een legitimatie in waarden (zie aldaar). Dat mensen er bepaalde normen op na houden wordt vaak 'uitgelegd' door naar waarden te verwijzen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Voorbeelden van geschreven normen zijn o.a. de regels in het strafrecht die bepalen wat strafbaar is. Ook talloze wetten in het dagelijks economisch verkeer (voor b.v. aanschaf, verkoop, bezit van goederen en diensten) kunnen hiertoe worden gerekend.
Voorbeelden van meer ongeschreven normen zijn o.a. fatsoensregels, omgangsvormen. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Objectief |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een verschijnsel dat uit en op zichzelf bestaat, onafhankelijk van de waarneming of mening van mensen. |
Toelichting | Het gaat erom dat mensen het verschijnsel ook objectief kunnen omschrijven en analyseren, dat wil zeggen 'het opzichzelf bestaande' zodanig beschrijven en analyseren dat eigen waarneming, opvatting, houding en mening daar niet in doorklinkt. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | In de media wordt vaak een poging gedaan zo objectief mogelijk een gebeurtenis te beschrijven. De krant of journalist betrekt veel feiten in het verhaal en probeert zo volledig mogelijk te zijn. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Ongelijkheid (sociale ongelijkheid) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Verschillen tussen, of de ongelijke waardering en behandeling van, van elkaar afhankelijke mensen, in macht en daarmee verbonden privileges of beloningen, waardoor er ongelijke sociale posities (zie aldaar) tot stand komen en er sociale stratificatie in de samenleving ontstaat. |
Toelichting | Betreffende 'beloningen en 'privileges' zijn b.v. kennis, inkomen, vermogen, opleidingskansen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Op een universiteit komen verschillende soorten docenten voor: docent, universitair docent en hoogleraar. Tussen de hoogleraar en docenten is sprake van sociale ongelijkheid: er is verschil in privileges en macht, verschil in beloning. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later); De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Organisatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | 1. Als proces: de planmatige coördinatie van activiteiten van verschillende mensen ter bevordering van een of meer doelen.
2. Als verband, eenheid: een collectiviteit waarbinnen de activiteiten van de leden planmatig gecoördineerd worden ter bevordering van een of meer doelen. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | 1. Als proces: Als je een feest moet organsieren dan dien je de activiteiten van verschillende mensen te coördineren ten bate van dat doel.
2. Als verband, eenheid: een school is een organisatie waarbij coördinatie van activiteiten plaatsvindt om onderwijsinhouden (doel) over te dragen. |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Overheid |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | De algemeen erkende leiding van een staat (zie aldaar), of anderszins staatkundig begrensd gebied. |
Toelichting | De erkende leiding van een staat is de democratie regering (zie aldaar) en parlement (zie aldaar). De overheid heeft binnen de staat het hoogste gezag (zie aldaar). Dat houdt in dat de burgers de overheid als legitiem beschouwen.
Men spreekt van plaatselijke of lokale overheden ander begrensde gebieden binnen een staat, zoals provincies en gemeenten. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | |
En verder... | Woerdman, 2009 |
|  |
Begrip | Patriliniair |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het gegeven dat een kind tot de verwantengroep van de vader wordt gerekend en langs die lijn bezittingen en andere rechten ontvangt. |
Toelichting | Dit is een kenmerk van verwantschapssystemen. Patriliniair staat tegenvoer matriliniair (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | In de westerse culturen is het patrilinaire overerving van eigendom (denk aan boerderijen, land, adelijke titels) lange tijd gebruikelijk geweest. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Politiek |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | 1. Een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn.
2. De gezaghebbende toedeling van waarden.
3. Alles wat te maken heeft met het besturen van een samenleving. |
Toelichting | De eerste definitie is van Van Deth en Vis. Zij zien politiek vooral als het oplossen van politieke problemen (zie aldaar). De tweede definitie is van Easton. Deze definitie slaat op het verdelen van (im)materiële waarden (zie aldaar), door een instantie die als legitiem wordt beschouwd. In een staat (zie aldaar) is dat de overheid (zie aldaar). De derde definitie is van Deschouwer en Hooghe. Zij leggen het accent op bestuur. |
Kanttekeningen | De kritiek op Eastons defenitie is dat politiek ook iets kan zijn van andere organisaties als de staat. Die kritiek geldt te dele voor Deschouwer en Hooghe. Zij bakenen 'de samenleving' niet geheel af, waardoor politiek bijvoorbeeld ook in verenigingen of bedrijven kan plaatsvinden. Wel voegen zij toe dat politiek meestal met een afgebakend territorium geassocieerd wordt. |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Woerdman, 2009; Deschouwer en Hooghe, 2008 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Politiek probleem |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Een situatie, opgeroepen door het samenleven van mensen, die mensen als ongewenst maar oplosbaar beschouwen en waarbij de overheid betrokken zou moeten zijn. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Een politiek probleem is criminaliteit (zie aldaar). Dit ontstaat als mensen samenleven, immers, je kunt niet criminineel ten opzichte van jezelf, maar alleen ten opzichte van een ander zijn. De meeste mensen zien criminaliteit als een probleem waarbij actie van de overheid verwacht wordt. Deze zou de criminaliteit kunnen verminderen. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001; Woerman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Racisme |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel, politiek-juridisch |
Definitie |
~~Racisme is een ideologie ter rechtvaardiging van uitsluiting en hiërarchische ordening van specifieke groepen in superieur en inferieur, op grond van specifieke kenmerken, eigenschappen en mogelijkheden die doorgaans worden gezien als aangeboren en onveranderbaar. Deze kenmerken worden gezien als bepalend voor zaken als persoonlijkheid, intelligentie, moraliteit. Er kan echter onderscheid gemaakt worden tussen dit ideologisch racisme en institutioneel racisme.
Institutioneel racisme is een opras, etniciteit of geloof gebaseerd systeem van ongelijkheid, en dus dominantie, dat ingebed zit in bestaande structuren, in geijkte manieren van doen, denken en voelen, en die daardoor gereproduceerd wordt. Dit systeem van instituties, in stand gehouden door (formeel en informeel) beleid, procedures en gebruiken creeert kansenongelijkheid en ongelijke behandeling tussen mensen op basis van hun ras, etniciteit of geloof en koppelt ideologische ideeën van superioriteit en inferioriteit aan ras, etniciteit of geloof.
|
Toelichting |
Het begrip ras is op zichzelf al problematisch aangezien het een sociale constructie is, waarvan de gevolgen levensecht zijn. Zeker doordat door veel mensen ras wordt gezien als een biologisch gegeven, is het vaak ingewikkeld om preconcepties die betrekking hebben op de vermeende biologische verankering van het begrip 'ras' te doorbreken. Hoogleraar wetenschapsantropologie Amade M’charek (UvA) zegt hierover in de Vrij Nederland van 30 oktober 2017: "Door de opkomst van de genetica en de levenswetenschappen is in de samenleving het idee ontstaan dat de biologie absolute antwoorden kan geven op vragen over de identiteit en de afkomst van mensen. Maar dat is niet zo: de genetica laat zien dat ras als puur biologisch gegeven niet bestaat, dat verschillen tussen bevolkingsgroepen vloeibaar zijn en historisch en cultureel gegroeid." https://www.vn.nl/verzet-me-iedere-simplificatie/.
Bij racisme gaat dus het om een ideologische en vaak diepverankerde constructie van raciale en/of culturele verschillen, welke een hierarchische ordening kennen in superioriteit ten opzichte van inferioriteit. Je zou kunnen stellen dat 'de formule' van racisme als volgt genoteerd kan worden: racisme = vooroordelen + macht. Bij macht gaat het om religieuze, sociaal-culturele, sociaal-economische, politiek-juridische, maar ook filosofische en historische ongelijkheden die leiden tot verschillen tussen autorititeit en minoriteit.
Essed (1984) stelt dat het bij racisme gaat om de stap van het ‘wij-denken’ (het etnocentrisme) naar het kwalificeren van andere culturen, gebruiken en waarden of de ‘aard’ van verschillende volken van kleur als inherent minderwaardig. Dit wordt dan onderdeel van wat antropoloog Edward Saïd (1994) het cultureel archief noemt: een verzameling historisch bepaalde ideeën, houdingen en gevoelens tegenover mensen van kleur.
Het begrip racisme kent ook historisch gezien een betekenis die gekoppeld wordt aan ideologie. Het (historisch) Woordenboek der Nederlandsche Taal definieert racisme als het "Geheel van theorieën of opvattingen dat de bijzondere eigenschappen van volkeren, lichamelijk of geestelijk, bepaald acht door het biologische onderscheid der menschenrassen; veelal gekoppeld aan het geloof dat het eigen ras superieur is, zoowel physiek als door de op dit hiërarchische rasbeginsel gefundeerde cultureele, politieke en godsdienstige waarden. Bep. ook: houding, gedrag waarbij men een ander in woord of daad discrimineert of vervolgt op grond van het minderwaardig geachte ras waartoe hij behoort.". Hier zie je ook duidelijk de historisch gegroeide idee dat er biologische verschillen bestaan tussen verschillende mensenrassen (zie voor kritiek hierop bijvoorbeeld https://www.vn.nl/verzet-me-iedere-simplificatie/).
|
Kanttekeningen | De eerste kanttekening heeft betrekking op het begrip 'ras' en is hierboven reeds besproken. Een tweede kanttekening gaat over de 'huis tuin en keuken'-betekenis die wordt toegekend aan het begrip racisme. De Van Dale-betekenis (o.a.) schept verwarring en geeft de volgende definities van ra·cis·me (het; o)
theorie die de superioriteit van een bep. ras verkondigt
discriminatie op grond van iemands ras
De eerste betekenis gaat voorbij het ideologisch karakter van het begrip (het is een -isme), maar besteedt ook geen aandacht aan de zeer belangrijke factor 'macht'. Machtsongelijkheid, zeker als deze systemisch is en bovendien verbonden is aan kansenongelijkheid en ongelijke behandeling, is een cruciaal onderdeel van het begrijpen van het begrip 'racisme'.
De tweede betekenis gaat over 'rassendiscriminatie'. Hoewel dit zeker verwant is aan 'racisme' (de mate waarin is niet eenduidig), is discriminatie sociaal-wetenschappelijk gezien een ander begrip waarbij (onterechte) ongelijke behandeling centraal staat. Zie aldaar.
Racisme is dus een sociaal verschijnsel dat velen betekenissen kent. Voor de opleiding maatschappijleer kijken wij vooral naar de betekenissen die worden gegeven vanuit de sociale wetenschappen. In het geval van racisme is dat vooral sociologie en culturele antropologie. Maar ook binnen dit wetenschappelijke discours heerst er geen consensus over de precieze betekenis. Zie bijvoorbeeld https://decorrespondent.nl/3846/het-is-tijd-voor-een-conclusie-witte-onschuld-is-een-illusie/322451932176-75339409 (geschreven door cultureel antropoloog en emeritus hoogleraar Gender en Etniciteit Gloria Wekker) en http://www.sinancankaya.nl/het-grote-racismedebat-zwarte-piet-en-de-zwart-wit-denkers/(geschreven door cultureel antropoloog en universitair docent Sinan Cankaya).
|
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Diversen, o.a. Wekker (2016), Essed (1984), Said (1994), artikelen van de hand van schrijver Ta-Nehisi Coates (zie bijvoorbeeld https://decorrespondent.nl/3619/ras-is-het-kind-van-racisme-niet-de-vader/303420057864-ff013f77 en https://www.theatlantic.com/author/ta-nehisi-coates/) en de artikelen waarnaar reeds hierboven is verwezen. Zie voor verdere uitleg de Reader Multiculturele Samenleving (vanaf versie collegejaar 2016-2017).
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Rationalisatie (rationalisering) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling deze voorspelbaar en beheersbaar te maken. |
Toelichting | Rationalisatie/rationalisering is een veranderingsproces dat typerend is voor modernisering (zie aldaar).
Rationalisatie impliceert dat ons denken en handelen steeds meer onderworpen is aan berekening, beredenering en beheeersing, dat we steeds meer vertrouwen op rede, verstand dan op geheimzinnige, onberekenbare, magische krachten. In deze zin is gaat rationalisering samen secularisatie. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Een 'groot' voorbeeld van rationalisatie is de toenemende invloed van de natuurwetenschappen op ons dagelijks leven, b.v. in de gezondheidszorg, informatica. Een 'klein' voorbeeld is dat we in ons dagelijks leven veel plannen aan de hand van dagindelingen en agenda's. |
Bronvermelding | Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later) |
En verder... | |
|  |
Begrip | Rechts (zie links en rechts) |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | |
En verder... | |
|  |
Begrip | Rechtsstaat |
Benaderingswijze(n) | politiek-juridisch |
Definitie | Een staat (zie aldaar) die in de kern de volgende principes vormgeeft: 1. Eerbiediging en bescherming van fundamentele grondrechten. 2. Scheiding der machten, met daarbij (als nadrukkelijk, eventueel extra principe/kenmerk, bescherming van rechten door een onafhankelijke rechter). 3. Legaliteitsbeginsel.
|
Toelichting | Bij deze omschrijvingen passen de volgende toevoegingen:
1. De genoemde principes kunnen theoretisch voorkomen zonder democratische bestuursvorm. Dit is echter niet waarschijnlijk en komt in de werkelijkheid ook niet voor. Daarom dat soms als vierde principe 'Het hebben van een democratische bestuursvorm' wordt gehanteerd.
2. Het eerbiedigen van bepaalde grondrechten houdt ook in dat a) er een grondwet is waarin deze rechten staan, b) dat de rechten van minderheden gewaarborgd zijn. De grondrechten die in ieder geval gehandhaafd worden zijn de zogenaamde klassieke grondrechten, waarin fundamentele vrijheden van burgers vaststaan.
3. De scheiding der machten heeft als gevolg dat een rechtsstaat een onafhankelijke rechter heeft. Een rechtsstaat kent 'checks and balances' tussen de verschillende belangrijke machten in een staat.
4. Het legaliteitsbeginsel houdt in dat personen alleen aangesproken kunnen worden op gedrag dat in een wet is geformuleerd. Dit heeft een aantal gevolgen: a) de staat moet altijd een rechtsgrond hebben om menselijke gedrag te kunnen sturen (mag dat dus niet naar willekeur doen); b) ook de staat of overheid zelf is gehouden aan de wet; c) openbaarheid van bestuur is nodig: burgers moeten inzicht kunnen krijgen hoe en welke wetten tot stand komen.
|
Kanttekeningen | Er is nergens in de wet een echte definitie van de rechtsstaat te vinden. De omschrijving hier is gebaseerd op een (politicologische, juridische, rechssociologische en filosofische gefundeerde) reeks inzichten, waarover consensus lijkt te bestaan.
|
Voorbeeld | Veel westerse landen kunnen gezien worden als een rechtsstaat.
|
Bronvermelding | Deschouwer en Hooghe, 2008; Woerdman, 2009, Heringa, 2015
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Referentiegroep |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel, sociaal-economisch |
Definitie | Groep waaraan een persoon zich in gedrag en houding oriënteert, waaraan hij zijn referentiekader (zie aldaar) ontleent. |
Toelichting | In een enkel geval kan er ook sprake zijn van een referentie-individu. |
Kanttekeningen | Een referentiegroep hoeft niet per se dezelfde groep te zijn als de sociale groepen en verbanden waar mensen lid van zijn. |
Voorbeeld | Voor jongeren vormen de leeftijdgenoten (vooral die in dezelfde subcultuur, zie aldaar) vaak een referentiegroep: zij nemen van de leeftijdgenoten gedrage en houdingen over. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Referentiekader |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel, sociaal-economisch |
Definitie | Uit collectieve ervaringen van een groep voortvloeiend geheel van waarden, normen, overtuigingen en vanzelfsprekendheden, op grond waarvan de groepsleden oordelen en handelen. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Jongeren (in een bepaalde subcultuur of groep) denken over veel zaken hetzelfde, bijvoorbeeld wat zij vinden van bio-industrie, de Derde Wereld of de relatie die je met ouders moet onderhouden. Deze gedachten ontlenen zij uit gezamenlijke gedachten die in de eigen groep tot stand komen of leven. Die gezamenlijke gedachten vormen het referentiekader. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Regering |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | In Nederland: het staatshoofd (de Koning(in) en de ministers. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Secularisatie (secularisering) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het in betekenis afnemen van religieuze waarden en normen in het maatschappijlk leven |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | In het familieleven zie je duidelijk voorbeelden van secularisatie. Om te beginnen neemt het aantal mensen dat het huwelijk kerkelijk laat inzegenen af. De kinderen worden minder vaak gedoopt. Religieuze rituelen (bidden, naar de kerk gaan) nemen af, opvattingen over uiteenlopende zaken als euthenasie, opvoeding, partnerkeuze, het bestaan van een hogere macht, worden steeds minder met religieuze argumenten aangekleed. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Selectieve waarneming |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Het (h)erkennen van slechts die verschijnselen die binnen het eigen referentiekader (zie aldaar) vallen. |
Toelichting | Dit begrip houdt verband met het begrip cognitieve dissonantie (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Stel dat deel van je referentiekader is, dat alternatieve geneeswijzen goed werken. Je gelooft in accupunctuur of homeopathie. In een dergelijk geval is heel moelijk gegevens en onderzoek te 'zien' en voor waar aan te nemen, dat aantoont dat deze geneeswijzen geen werking hebben. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Self-fulfilling prophecy (zichzelf waarmakende voorspelling) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een aanvankelijk onjuiste definitie van van een situatie, die mensen ertoe brengt zich daarnaar te gedragen, zodat de onjuist definitie tenslotte juist wordt. |
Toelichting | Het begrip is afkomstig van de Amerikaanse socioloog Robert Merton. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Stel studenten horen 'in de wandelgangen' het gerucht dat de docent ziek is en de colleges niet doorgaan. Dit is onjuist, de docent is gewoon aanwezig. Echter, de studenten reageren door niet naar het college te komen. Geen studenten, geen college, het college gaat niet door. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociaal dilemma |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel, politiek-juridisch |
Definitie | In een sociaal dilemma is er een conflict tussen het individuele belang en het groepsbelang. Als individuen kiezen voor hun eigenbelang (defectieve keuze) zullen ze meer profijt hebben dan als ze cooperatief gedrag vertonen en voor het groepsbelang kiezen. De groep behaalt meer opbrengsten als elk groepslid cooperatief gedrag vertoont in plaats van defectief gedrag. |
Toelichting | De free rider maakt wel gebruik van de inspanningen van anderen, maar draagt er zelf niets aan bij. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Voorbeelden van sociale dilemma's zijn overbevissing en overbeweiding, ontbossing door houtkap.
|
Bronvermelding | Vonk 2007; Smith & Mackie 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociaal kapitaal |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch, sociaal-cultureel |
Definitie | 1. Netwerk van sociale relaties van een persoon waar deze van gebruik kan maken voor het behouden of verwerven van sociale privileges
2. Mate waarin een groep of samenleving gekenmerkt wordt door een veelheid van relaties van onderlinge steun |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociaal probleem |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een situatie, opgeroepen door het samenleven van mensen, die mensen als ongewenst maar oplosbaar beschouwen. |
Toelichting | 'Opgeroepen door het samenleven' houdt in dat deze problemen alleen voorkomen daar waar meerdere mensen op elkaar inwerken, samenleven. Dit onderscheidt sociale problemen van individuele problemen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Een verschijnsel dat door samenleven wordt opgeroepen is ongelijkheid tussen mensen in bijvoorbeld inkomens. Deze ongelijkheid wordt een sociaal probleem als mensen de inkomensverschillen te groot gaan vinden. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale categorisatie |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel |
Definitie | Sociale categorisatie is het de aangeboren neiging om mensen in sociale groepen in te delen op basis van kenmerken zoals leeftijd, sekse, etniciteit/nationaliteit en andere waarneembare informatie.
|
Toelichting | Mensen categoriseren om alle informatie in de complexe leefwereld snel te kunnen verwerken, systematisch of oppervlakkig. Ook kunnen mensen op basis van de categorisatie makkelijker bepaald gedrag begrijpen en voorspellen. Sociale categorisatie zorgt dat mensen de verschillen tussen groepen overschatten en de gelijkheid in groepen overschatten.Hierbij kunnen snel fouten gemaakt worden zoals stereotypering, discriminatie, self fulfilling prophecy etc.
|
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Vonk 2007; Smith & Mackie 2007
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale controle |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Manieren die mensen hanteren om andere mensen ertoe te brengen zich aan bepaalde normen te houden. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Als je medestudenten, of collega's maant zich aan afspraken te houden (om groepswerk af te helpen maken of de vergadering bij te wonen), dan oefen je sociale controle uit, immers, je probeert de norm dat dergelijke afspraken nagekomen moeten worden na te komen. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale groep |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een sociale groep bestaat twee mensen of meer die meerdere gemeenschappelijke kenmerken delen die sociaal van betekenis zijn voor henzelf of voor andere mensen. |
Toelichting | Het gaat niet om een groep mensen die wacht in de rij voor de kassa, dat is sociaal niet relevant. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Sociale groepen zijn bijvoorbeeld studenten, immigranten, Turkse Rotterdammers, blanken, katholieken, voetbalsupporters. |
Bronvermelding | Smith & Mackie 2007 |
En verder... | Sociale categorisatie is het indelen van mensen in sociale groepen. |
|  |
Begrip | Sociale mobiliteit |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | De veranderingen in de sociale positie (zie aldaar) van individuen of groepen die belangrijke wijzigingen in het milieu en de levensomstandigheden van de betrokkenen inhouden.
Er worden verschillende soorten sociale mobiliteit onderscheiden:
Horizontale sociale mobiliteit: mobiliteit die geen duidelijke verandering in status en andere sociale privileges inhoudt.
Verticale sociale mobiliteit: mobiliteit die een vermeerdering (sociale stijging) of vermindering van sociale privileges inhoudt.
Intergeneratiemobiliteit: mobiliteit van families over verschillende generaties, in het bijzonder van kinderen ten opzichte van hun ouders.
Intrageneratiemobiliteit: mobiliteit van individuen binnen eenzelfde generatie. |
Toelichting | In dit verband spreken sociologen ook over sociale stijging/daling. Indie gevallen wijzigen de sociale posities van mensen in die mate, dat de status of privileges toe- of juist afnemen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Horizontale sociale mobiliteite: leraren en journalisten hebben een vergelijkbare status. Als een journalist leraar wordt, dan verandert hij wel van sociale positie (vooral zijn werk wordt anders), echter zonder dat zijn status toe- of afneemt.
Verticale sociale mobiliteit: als een leraar in het voortgezet onderwijs werkt, daarna op de universiteit en ook nog hoogleraar wordt, vertoont het verticale sociale mobiliteit,
Intergeneratiemobiliteit: kinderen die dokter worden, of directeur van een grote ondereneming, terwijl hun ouders uit de lagere economische milieus komen, tonen stijgende intergeneratiemobiliteit. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale ongelijkheid |
Benaderingswijze(n) | sociaal-economisch |
Definitie | Verschillen tussen interdependente mensen in de mate waarin zij over privileges beschikken als macht en beloningen (geld of waardering).
|
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale orde |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een zekere regelmaat, voorspelbaarheid en duurzaamheid van de interacties tussen leden van de samenleving. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale positie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | De positie die iemand heeft in een hem omringende omgeving van sociale interacties en (sociale) relaties (zie aldaar). |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later) |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale relatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch, sociaal-cultureel |
Definitie | 1. Een patroon van interacties tussen twee individuen of groepen.
2. Aard van de onderlinge afhankelijkheid tussen twee individuen of groepen. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale rol |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Specifieke, aan de sociale positie (zie aldaar) gekoppelde normen of gedragingen, waarmee voldaan kan worden aan de verwachtingen die men bij deze positie heeft. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Als leraar heb je een bepaalde sociale positie. Je hebt verantwoordelijkheid voor de leerlingen, samen met je collega's ontwikkel je materiaal, je bent werknemer van een school. Daaraan zitten verwachtingen vast over hoe je je dient te gedragen: je kunt lessen geven, maatregelen nemen om orde te bewaren, daarbij hoort een bepaald stemgeluid en autoriteit, je kleedt je op een bepaalde manier en hanteert zekere beleefdheidsnormen en praat op een bepaalde manier met je collega's. Het gedrag dat je vertoont is dan de sociale rol die je inneemt of 'speelt'. Deze sociale rol is anders (andere gedragingen) als je, na verrichte arbeid, naar huis gaat en je eigen gezin, vrienden of familie ontmoet. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Sociale stratificatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Sociale ongelijkheid (zie aldaar) tussen maatschappelijke groeperingen waarvan het lidmaatschap althans ten dele sociaal erfelijk is. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen 2007 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Socialisatie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | 1. Strikt: de leerprocessen die ertoe leiden dat potentiële of nieuwe leden van een groep of samenleving zodanig deelachtig worden van de cultuur van die groep, dat ze als normale,volwaardige leden worden beschouwd.
2. Meestal: de leerprocessen die ertoe leiden dat kinderen volwassen leden van de samenleving worden. |
Toelichting | Het begrip kan worden samengevat met één woord: cultuuroverdracht.
Er wordt soms onderscheid gemaakt tussen twee vormen van socialisatie: enculturatie (zie aldaar) en acculturatie (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Een kind dat geleerd wordt hoe het zich moet gedragen, welke taal het moet spreken, hoe het een beroep in onze samenleving kan uitoefen, wordt gesocialiseerd. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en De Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Staat |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Een organisatie, souvereine macht, die binnen een bepaald grondgebied of territorium het legitieme geweldsmonopolie bezit en regeert over een groep mensen binnen dat gebied. |
Toelichting | Essentieel is de legitimiteit van de staat: zo kunnen andere organisaties als bedrijven of de maffia worden onderscheiden als partijen die nooit zouden worden erkend als machthebbers over een gemeensschappelijk grondgebied. |
Kanttekeningen | Volgens de socioloog Max Weber berust de leiding van een staat bij een bestuursstaf die regeert volgens vaststaande procedures, waarbij het doorvoeren van die regels mogelijk is vanwege het geweldmonopolie. |
Voorbeeld | Nederland, Duitsland en België zijn uiteraard staten. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Stand |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | Groep die op een of andere manier in de samenleving een aantal privilieges heeft toebedeeld gekregen en daarbij aanspraak maakt op maatschappelijke prestige. |
Toelichting | Voor de tijd van modernsiering (zie aldaar) kan de westere samenleving als een standenmaatschappij worden betiteld. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | De Middeleeuwen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een standenmaatschappij. De geestelijke stand had als het ware het privilege om voor het geestelijk welbevinden te zorgen of de maatschappij een wereldbeeld te kunnen bieden. Daarmee had deze stand maatschappelijke prestige. |
Bronvermelding | de Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Status (sociale status) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | 1. De rechten of waardering die aan een bepaalde sociale positie (zie aldaar) verbonden zijn, of mensen toekennen aan die positie.
2. Prestige, aanzien. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | De directeur van een fabriek heeft een hogere status dan zijn werknemers. Rechters hebben een hogere status dan tegelzetters. |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Stereotype |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel |
Definitie |
Doorgaans spontaan opkomende mentale representaties, beelden of impressies van een sociale groep en die een sterk gegeneraliseerd, schematisch, vereenvoudigd en beeld schetsen van het gedrag en mentaliteit van leden van die groep, die voor hen als 'typisch'gelden.
|
Toelichting | In de sociale psychologie worden stereotypen beschreven als cognitieve representaties of impressies van een sociale groep. Deze voorstellingen kunnen (deels) accuraat of inaccuraat zijn. Ook kunnen ze positieve en negatieve kenmerken bevatten. Volgens Craynest zijn stereotype toch vooral problematisch, vanwege de onjuistheid (vooroordeel) waarop bij stereotypen grote kans is.
|
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Alle Zweden zijn blond. Leerlingen willen niet leren. Leden van groep X zijn dom.
|
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001; Vonk 2007; Smith & Mackie 2007, Craynest, 2016
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Stigma |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | een uitgesproken negatief etiket dat het zelfbeeld en de sociale identiteit van een individu ingrijpend verandert |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Macionis, Peper en Van der Leun, 2010 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Stratificatie (sociale stratificatie) |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | 1. (Sociale) ongelijkheid (zie aldaar) tussen maatschappelijke groeperingen waarvan het lidmaatschap (ten dele) sociaal erfelijk is.
2. Voorstelling omtrent een opeenstapeling van sociale lagen (strata) in een samenleving, waarbij binnen een laag min of meer gelijkwaardige sociale posities (zie aldaar) voorkomen. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Over het algemeen zien we in onze samenleving een sociale stratificatie tussen lagere en hogere opleidingsniveaus. Hogeropgeleiden zijn dan mensen die bijvoorbeeld een HBO- universitaire opleiding hebben genoten en daarmee een gelijkwaardige positie in de samenleving innemen. Zij daarin ongelijk ten opzichte van lageropgeleiden, die weer andere posiities innemen. Deels zijn de eigenschappen die ertoe leiden dat je tot de hoger- of lageropgeleiden hoort, erfelijk bepaald |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Structuur (sociale structuur) |
Benaderingswijze(n) | sociaal-economisch |
Definitie | Het geheel van onderlinge sociale verhoudingen en relaties (sociale posities, zie aldaar) tussen onderdelen van de samenleving (personen, groepen, organisaties, instituties, partijen) die een zekere duurzaamheid en geordendheid bezitten, die aan elkaar verbonden zijn en die als sterk bepalend kunnen worden beschouwd voor het gedrag van de leden.
|
Toelichting | Vaak wordt gezegd dat de sociale structuur bestaat uit (sociale) rollen en (sociale) posities (zie aldaar). Ook interessant: onderdelen van een sociale structuur (denk aan insituties als gezin, of onderwijs), kunnen langdurig in een samenleving voorkomen, terwijl de mensen die er deel van uitmaken, steeds weer anderen zijn (door geboorte, overlijden of het niet meer deelnemen aan zo'n onderdeel).
|
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Voorbeeld van onderdelen van een samenleving die een duurzame onderlinge verhouding hebben: instituties als gezin en onderwijs, organisaties als bedrijven, partijen als politieke partijen, groepen als vakbonden of sportverenigingen.
|
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; Van Hoof en Ruysseveldt, 1996 (of later); De Jager en Mok, 2001
|
En verder... | |
|  |
Begrip | Subcultuur |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Cultuur (zie aldaar) van een bepaalde groepering in de samenleving, die in bepaalde opzichten afwijkt van, maar in andere opzichten overeenkomt met het groter cultureel geheel van de samenleving. |
Toelichting | De veronderstelling is dus dat een samenleving een gemeenschappelijke cultuur heeft die herkenbaar is aan gemeenschappelijke culturele kenmerken als waarden, normen, taal, opvattingen, gedragingen, culturele uitingen (kleding, kunst, eetgewoonten), etc. Dit is dan de dominante cultuur. Er zouden groepen zijn te identificeren omdat de leden binnen die groep een of meer van die culturele kenmerken anders vormgeven. |
Kanttekeningen | Het is heel lastig aan te geven wanneer een groep nu een andere dan de dominante culturele kenmerken vormgeven. Is dat bij jongeren het geval? En bij vrouwen? In welke mate zijn hun culturele uitingen inderdaad anders dan die in de dominante cultuur? Daarom is vaak heel lastig om duidelijk een subcultuur te identificeren. Een andere consequentie is dat wellicht alle mensen wel tot een of andere subcultuur gerekend kunnen worden. Wat is dan de dominante cultuur? |
Voorbeeld | Een mogelijke subcultuur in Nederland heeft misschien een groep als orthodox christelijke gelovigen. Binnen die groep zijn de opvattingen over de man-vrouw-taakverdeling, of het gedrag dat op de zondag gewenst is, op een aantal details anders vormgegeven dan bij de meeste andere mensen. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Subjectief |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een verschijnsel zoals geïnterpreteerd en beleefd door waarnemende mensen. |
Toelichting | Subjectief staat vaak tegenover objectief (zie aldaar). |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | Zie het voorbeeld bij Objectief. In dat voorbeeld is het goed mogelijk dat journalist zijn eigen interpretatie toch in de berichten opschrijft en zo subjectief is. |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Systeemmodel |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Model van het politieke proces waarin de stabiliteit van het politieke systeem centraal staat (Easton). |
Toelichting | Het systeemmodel is een cyclisch model dat er vanuit gaat dat problemen in een een politiek systeem terecht komen, waaruit vervolgens beleid komt dat het probleem oplost, ofwel met nieuwe problemen te maken krijgt. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Theorie |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Een geheel van samenhangende uitspraken waarmee verschjinselen in de werkelijkheid kunnen worden verklaard. |
Toelichting | Theorieën bevatten hypothesen: voorspellingen over deelverschijnselen die (deels) nog niet getoetst zijn. Bij bevestigde hypothesen, zijn er een ware uitspraken (feit) over de werkelijkheid beschikbaar. Theorieën krijgen meer kracht op het moment dat zij substantiële hoeveelheid bevestigde hypothesen bevatten. Met behulp van theorieën kunnen daardoor voorspellingen over de werkelijkheid gemaakt worden. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Woerdman, 2009; 't Hart e.a., 2008 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Trias Politica |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch |
Definitie | Theorie van machtenscheiding, vooral bekend van de denker Montesquieu, waarin de wetgevende functie van de staat overgedragen wordt aan de volksvertegenwoordiging, de uitvoerende functie aan de regering, en rechtsprekende functie aan onafhankelijke rechters. |
Toelichting | Het gaat hier om een zuivere theorie, Montesquieu schetst dus een ideaaltype (zie aldaar). |
Kanttekeningen | 1. Ook de denker John Locke formuleerde reeds principes als machtenscheiding. 2. In de praktijk zal de machtenscheiding niet zo zuiver in een staat worden toegepast als de betreffende denkers voorstelden. 3. Machtenscheiding wordt over het algemeen gezien als een belangrijk kenmerk van een rechtsstaat (zie aldaar). |
Voorbeeld | De meeste democratische landen in de wereld kennen wel een of andere vorm van machtenscheiding. |
Bronvermelding | Woerdman, 2009. |
En verder... | |
|  |
Begrip | Vervreemding |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-economisch |
Definitie | 1. Marx: de onmogelijkheid van het individu om zijn natuurlijke krachten te ontplooien als gevolg van de dwang die kapitalisitsche productiesysteem hem oplegt.
2. Psycho-analytisch: de toestand waarbij een persoon zichzelf ervaart als een vreemde, met als gevolg verlies van identiteit.
3. Functionalistisch/sociaal-psychologisch:een complexe toestand die de reacties van mensen aanduidt, in het geval zij negatieve dwang ervaren. |
Toelichting | |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | De Jager en Mok, 2001 |
En verder... | |
|  |
Begrip | Vluchteling |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch, verandering en vergelijking |
Definitie |
Iemand die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovengenoemde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfsplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovengenoemde vrees, niet wil terugkeren.
|
Toelichting | CBS definitie:
Niet-Nederlander die naar Nederland is gekomen en van wie op grond van het Vluchtelingenverdrag van Genève van 1951 is vastgesteld dat hij of zij in het herkomstland gegronde vrees heeft voor vervolging, vanwege een godsdienstige of politieke overtuiging, nationaliteit, ras of het behoren tot een bepaalde sociale groep. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Artikel 1 lid A sub 2 Vluchtelingenverdrag |
En verder... | |
|  |
Begrip | Vooroordeel |
Benaderingswijze(n) | sociaal-cultureel |
Definitie | Een sterk gevoelde attitude gebaseerd op een onjuiste en starre generalisatie jegens een sociale categorie of groep.
|
Toelichting | Vooroordelen kenmerken zich door :
Een sterk gevoel oordeel (pos en neg)
Oordeel betreft een groep of individu als lid van de groep
Onvoldoende/niet gebaseerd op feiten
Blijkt in hoge mate onveranderbaar
|
Kanttekeningen | In de sociale psychologie worden vooroordelen beschreven als affectieve (gevoelsmatige) reacties/evaluaties ten opzichte van een sociale categorie of groep. Het is een attitude met groep X als attitudeobject. Vooroordelen kunnen zowel positief als negatief zijn.
|
Voorbeeld | Hij behoort tot groep X en zal dus wel dom zijn.
|
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; Vonk 2007; Smith & Mackie 2007
|
En verder... | Een belangrijk verschil tussen stereotype en vooroordeel is dat het eerste een cognitieve representatie is en de tweede een emotionele lading heeft: het is een attitude. Zie bijvoorbeeld http://www.universiteitvannederland.nl/college/hoe-houden-onze-hersenen-ons-voor-de-gek/
|
|  |
Begrip | Vreemdeling |
Benaderingswijze(n) | Politiek-juridisch, sociaal-cultureel |
Definitie | Persoon die niet de Nederlandse nationaliteit bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld. |
Toelichting | Niet inbegrepen zijn:
- niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen die in Nederland wonen;
- asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang in Nederland verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen. |
Kanttekeningen | |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | CBS |
En verder... | Ook: niet-Nederlander, buitenlander |
|  |
Begrip | Waarden |
Benaderingswijze(n) | Sociaal-cultureel |
Definitie | Opvattingen over wat wenselijk is, alles wat mensen belangrijk vinden. |
Toelichting | De bedoelde opvattingen kunnen zowel individueel zijn als collectief. In het laatste geval worden waarden gedeeld in groepen van mensen. Wat wenselijk is, kan materieel en immaterieel van aard zijn. Zo kunnen we het wenselijk vinden dat iedereen een auto heeft, of genoeg geld verdient. Meer immaterieel is misschien de wenselijkheid van een hoge intelligentie of het toepassen van fatsoen. |
Kanttekeningen | Waarden zijn bijvoorbeeld: gezond zijn, in materiële behoeften kunnen voorzien, vrienden hebben, vakantie waarderen. |
Voorbeeld | |
Bronvermelding | Wilterdink en Van Heerikhuizen, 2007; De Jager en Mok, 2001; Woerdman, 2009 |
En verder... | |
|  |